Marietta Davis Hoofdstuk 20. Een vereenvoudigde vertaling van ‘Scenes beyond the Grave, Trance of Marietta Davis’, gepubliceerd door J. L. Scott.
Eindtijdnieuws.com
29 januari 2025
Hoofdstuk 20
Het verraad
Er verscheen een andere scène, en hoe ontoereikend is de menselijke taal om de scènes te beschrijven, die ik zag!
Eerst zag ik datzelfde lieflijke Wezen in gezelschap van Zijn vrienden rond een tafel zitten. Eén van hen leunde op Zijn borst, en in de tederste uitdrukking van pure liefde keek hij op naar Zijn gezicht, terwijl hij luisterde naar de woorden die van zijn lippen vielen.
Toen Hij zei: “Ik vertel jullie de waarheid, een van jullie zal Mij verraden,” werden ze allemaal uiterst verbaasd en bedroefd.
Daarna nam Hij brood, zegende het, brak het, gaf het aan hen, en zei: “Neem dit en eet ervan; het is Mijn lichaam.” Toen, na een kleine aarzeling, voegde Hij eraan toe: “Mijn lichaam zal voor jullie gebroken worden”. Daarna nam Hij een beker, dankte Zijn vader, en gaf die aan hen, en zei: “Drinken jullie er allemaal van; het is Mijn bloed, het Nieuwe Verbond, Testament, dat vergoten wordt, vergoten voor vele mensen voor het wegnemen, intrekken van zonden.” Opnieuw voegde Hij eraan toe: “Van nu af aan zal Ik de vrucht, het product van de wijnstok niet meer drinken tot die nieuwe dag, waarop Ik het met jullie zal drinken in het Koninkrijk van Mijn Vader”.
Toen hoorde ik een machtige engel, wiens stem was als de stem van de natuur wanneer haar krachten woeden, zeggen: “De Mensenzoon gaat heen, zoals over Hem geschreven staat; maar wee de mens die de Mensenzoon verraadt. Het was beter voor hem geweest als hij nooit geboren was!” Toen brak er een zware stem uit, omdat vele miljoenen dat wee eenstemmig uitspraken: “Wee die man; het zou beter voor hem zijn geweest als hij nooit geboren was! Wee, wee, wee die man!”
Bij het horen van dit wee, schudden de inwendige elementen als de bladeren van een bos bij herfstige stormen. Ik hoorde de echo’s van deze vreselijke weeën wegebben, diep in het binnenste rollend.
Judas, de verrader
Toen die stemmen ophielden, stond de kleine groep discipelen op, zong een plechtige gezang, en vertrok. Toen zag ik een van hen, stil en onopgemerkt, zich terugtrekken uit de groep, terwijl ze langzaam en plechtig vertrokken van het laatste avondmaal. Toen hij dichterbij kwam, veranderde zijn manier van bewegen, zijn stap was snel en opgewonden; de uitdrukking van zijn gezicht vertoonde een innerlijke verstoring, die brandde met verterende vuren, vuren die in zijn ziel ontstonden door vijandige, tegenstrijdige krachten.
Ik verwonderde me hierover. Ik kon niet begrijpen hoe een overgang zo plotseling en zo groot kon plaatsvinden! Enkele ogenblikken eerder had ik hem met zijn vrienden zien zitten, en die vrienden waren uiterst bedroefd geworden, vanwege de voorspellingen van degene op wie ze rekenden voor raad en veiligheid. Ze waren bang dat Hij hen zou verlaten. Ze leunden op Hem zoals een afhankelijk kind op een trouwe ouder leunt. Ze hadden gehoopt, hadden zelfs hun hoop op Hem verhoogd. De omvang of de precieze aard van die hoop kon ik niet begrijpen. Toch zag ik dat ze in Hem al hun afhankelijkheid hadden gelegd voor toekomstige voordelen of grote prestaties. Maar toen Hij over Zijn vertrek sprak, waren ze in wanhoop vervallen. Volkomen ellende maakte zich van hen meester, toen Hij verklaarde dat één van hen Hem zou verraden. Ik hoorde hen met de diepste bezorgdheid vragen: “Heer, ben ik het? Heer, ben ik het?”
De bedroefde discipelen
Het was een verschrikkelijk moment geweest: somberheid verzamelde zich om hen heen als een mantel van dikke duisternis. In hun geesten waren ze bedroefd, toen Hij zei: “Nog even en je zult Me niet meer zien; maar nog even en je zult Me weer zien. Dit is omdat Ik naar de Vader ga. Omdat Ik deze dingen tegen jullie heb gezegd, heeft verdriet jullie harten vervuld. Toch vertel Ik jullie de waarheid. Mijn heengaan zal nuttig, gunstig zijn voor jullie. Als Ik niet wegga, zal de Trooster, de Heilige Geest, niet tot jullie komen; maar als Ik wegga, zal Ik Hem tot jullie zenden. Ik zal jullie niet zonder troost achterlaten. Ik zal tot jullie komen. Laat jullie harten niet verontrust zijn, jullie geloven in God, geloof ook in Mij. In het huis van Mijn Vader zijn vele woningen. Zo niet, dan zou Ik het jullie gezegd hebben. Ik ga een plaats voor jullie bereiden. Maar daarna kom Ik terug om jullie bij Mij te verwelkomen, zodat jullie kunnen zijn waar Ik ben. Nog even en de wereld zal Mij niet meer zien, maar je zult Mij zien. Omdat ik leef, zul jij ook leven. Ik zeg je de waarheid, je zult huilen en jammeren, terwijl de wereld zich verheugt. Ja, je zult verdrietig zijn, maar je verdriet zal worden omgezet in vreugde. Natuurlijk heb je nu verdriet, maar Ik zal je weer zien en je hart zal zich verheugen, en niemand zal je je vreugde ontnemen. Ik heb deze dingen tot jullie gesproken in spreuken, maar er komt een tijd dat Ik niet meer in gelijkenissen tot jullie zal spreken, maar dat Ik jullie duidelijk zal laten zien wat de Vader betreft”.
Zij geloofden deze beloften en de beloften, die Hij sprak toen Hij hen vertelde dat Hij wegging. Toch waren ze erg bedroefd omdat Hij zei: “Ik ga weg”. Ze hielden van Hem. Hij was alle heilige genegenheid waardig. Zijn woorden waren vol goedheid en er was veel hemelse liefde, tederheid en vaderlijke zorg door Hem geopenbaard. Maar mijn bewondering en verwondering werden aangewakkerd, toen ik naar een reden zocht waarom iemand van dat kleine gezelschap zich zou kunnen terugtrekken, en Hem in de handen van Zijn vijanden zou kunnen verraden. Hij was iemand wiens aanwezigheid zoveel hoop, liefde, eerbied en aanbidding inspireerde.
Terwijl mijn geest nadacht, hoorde ik de engelen die de kinderen onderwezen, zeggen: “Let bij wat je ziet op het verschil tussen goed en kwaad. Die kleine groep waren de discipelen van de Heer, die met Hem aten tijdens het avondmaal van het Pascha, vlak voordat Hij werd verraden. Hij die tot hen sprak was de Verlosser, die, wetend dat Zijn tijd gekomen was en wetend wie Hem zou verraden, hun geest voorbereidde op de beproeving, en de gebeurtenissen voorspelde die zouden volgen.
Degene, die zich zo vreemd terugtrok, was Judas Iskariot, die zijn Meester voor dertig zilverlingen verraadde.
Let heel goed op deze scène terwijl het voorbij komt. De twee grote principes, die in de gevallen mens werkzaam zijn, zullen zich zo ontvouwen dat ze indruk op je maken met hun doel, en deel van je worden, terwijl de plechtige waarheden zich ontvouwden”.
De engel trok zich weer terug, en degene die Judas werd genoemd verscheen. Men zag hem net een raadszaal binnengaan, waar de overpriesters en oudsten van het oude Israël bijeen waren. Dit zijn degenen, die samenzwoeren om Jezus te grijpen en ter dood te brengen. Zo wilden ze Hem voor altijd hoon, vernedering en schande brengen!
Maar, o, hoe veranderd, hoe totaal veranderd! Zijn geest was het tegenovergestelde van wat er in de kamer van het Laatste Avondmaal was verschenen. Zijn uiterlijke uitdrukking weerspiegelde innerlijke woede – de woede van een boosaardig, hatelijk hart, een hart dat zeer verraderlijk en wanhopig slecht was.
Op dat moment flitste een bleek licht boven zijn hoofd, dat een groep demonische geesten onthulde. Deze spoorden hem aan om zichzelf te rechtvaardigen. Zij leken alle kenmerken te bezitten van de tot de ziel verleidende Satan, de aartsvijand, de vijand van het goede, van alles wat als slecht kan worden beschouwd, de vernietiger van vrede, de aanstichter van de misdaad, de vijand van de gerechtigheid. Die demonische geesten goten hun vijandige, zelfs helse aantrekkingskracht uit. En met al het vermogen dat ze hadden, beschuldigden ze de Mensenzoon met de haat, die ze jegens Hem wilden tonen.
Judas’ ontmoetingsplaats met de priesters
Toen Judas het zogenaamde heiligdom binnenging, stonden de priesters glimlachend op – een vertoning van glimlachen voortgebracht door kwaadaardigheid, haatdragendheid, die wraak inspireert – en begroetten Hem. Toen zei de opperpriester tegen Hem: “Welkom, Judas, vriend van de gerechtigheid, vriend van Gods oude gemeente, de wet van Mozes en het volk van dit heilige koninkrijk. Degene die het schorem Jezus noemt, die door Zijn volgelingen de Koning van de Joden wordt genoemd.
Door Zijn uitspraken is Hij allang de dood waardig. Hij heeft gestreefd naar de vernietiging van deze geliefde stad, de stad die speciaal door God is begunstigd. En Hij heeft geprofeteerd dat de grote tempel zou worden verwoest, evenals dat het gezag van het religieuze establishment, de wetten en gebruiken zouden worden veranderd, en dat hij Jehovah’s koninkrijk zou vernietigen om het Zijne te vestigen. Hij noemt zichzelf God.
Hij lastert de hoge Hemel en spot met de troon van de Eeuwige. Hij durft ons huichelaars te noemen, zelfs degenen die God door Zijn rechterhand als leraren in Israël heeft verheven. Hij noemt ons blinde leiders van de blinden. Hij beschuldigt ons ervan dat we de sleutels van het koninkrijk hebben, en door onze liefde voor de zonde weigeren om het leven binnen te gaan; en door een verachtelijke aard en liefde voor macht, degenen die gewillig zijn tegenhouden om binnen te gaan. Zeker, Hij is de dood waardig”.
“Ja, de schandelijkste dood waardig,” antwoordden alle aanwezige priesters eensgezind. Maar de priester ging verder: “Deze man trekt de goedgelovigen, de onwetenden, de zieners en degenen, die ontevreden zijn over het religieuze ambt, dat God heeft ingesteld, naar zich toe, en door Zijn eigenaardige aard, aangepast om wonderen te verrichten, heeft Hij velen misleid, die een betere roeping waardig zijn”.
Toen sprak hij tot zijn vrienden, de andere priesters: “Maar die mensen zullen spoedig Zijn valse karakter leren kennen. Wie ons het eerst het ware karakter van deze verachtelijke bedrieger onthult, en ons in staat stelt Hem voor het volk te brengen, en ons laat zien waar Hij zich verbergt, het zal die man goed gaan. Aan zo iemand zal de natie grote eer bewijzen en blijvende zegeningen zullen op zijn hoofd rusten”.
“En blijvende zegeningen zullen op zijn hoofd zijn,” herhaalden de medepriesters.
Deze belofte was genoeg om Judas te inspireren, om als eerste Jezus bij hen binnen te brengen. Op dat moment stelde hij voor, in het bijzijn van hen allemaal, om zijn Meester over te leveren in de handen van een groep soldaten, die de priester daartoe opdracht zou geven. Dit alles gebeurde op basis van een overeenkomst, die blijkbaar al eerder was overwogen: dat hij dertig zilverlingen zou ontvangen.
Getsemane
Opnieuw veranderde de scène. De avondschaduwen bedekten dat deel van de aarde. Een eindje van de drukke menigte vandaan zag ik Hem, die Zijn discipelen raad had gegeven, langzaam voortbewegen met drie van Zijn discipelen die Hij had uitgekozen. Hij was bedroefd. Ik kan dat tafereel nooit vergeten. Oh, de lieflijkheid die zichtbaar was! Waarlijk, ik beschouwde Hem als de voornaamste uit tienduizend en de lieflijkste. Toch leed Hij. Ze pauzeerden en Hij zei: “Mijn ziel is extreem bedroefd – zelfs tot op het punt van de dood. Blijf hier en waak met Mij. Bid dat je niet in verzoeking komt”. Toen verliet Hij hen, ging een eindje verder en viel op de grond. En terwijl Hij zich boog op de koude aarde, verdroeg Hij de diepste pijn. Toen Hij nog vuriger bad, werd Zijn zweet als grote druppels bloed, die op de grond vielen.
Boven Hem ging de hemel open. Eer verschenen vele duizenden engelen, gekleed in het soort kleding dat mensen dragen als ze rouwen om de doden. Ze bedekten hun gezichten, terwijl ze zich over de hof van Getsemane bogen, waarin hun Heer leed. Iedereen was stil, rouwend stil. Daar was Christus, de Messias, de Heer, de Goddelijke Mens, degene wiens naam in de Schrift geschreven staat als de Wonderbare, de Raadgever, de Machtige God, de Eeuwige Vader, de Vredevorst.
Terwijl ze de Heiland in Zijn lijdensweg gadesloegen, daalde er een wolk neer, die over de Verlosser rustte en waarin Gerechtigheid en Barmhartigheid waren. Ze keken met intense belangstelling naar de scène beneden. Uiteindelijk bad de Heiland en zei: “O Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker aan Mij voorbijgaan. Maar niet wat Ik wil, maar Uw wil geschiede”. Toen zei Barmhartigheid tegen Gerechtigheid: “Hier is de losprijs”.
Opnieuw bad Hij: “Mijn Vader, als deze beker niet aan Mij mag voorbijgaan, tenzij Ik hem drink, laat dan Uw wil geschieden”. Toen daalde er een machtige engel neer, die bij Hem stond en Hem sterkte. Opnieuw zei Barmhartigheid tot Gerechtigheid: “Zie het offer”.
Een uur van lijden en bidden ging voorbij, Jezus stond op en ging naar Zijn discipelen, en vond hen slapend, en zei tegen hen: “Slaap nu maar verder en neem je rust. Kijk! De tijd is gekomen, en de Mensenzoon wordt verraden in de handen van zondaars”.
“Zie, in Jezus,” zei mijn gids tot mij sprekend, “een voorbeeld van zachtmoedige onderwerping. Uit Zijn mededogen met dit ontspoorde en stervende menselijke ras, werd Hij gekweld onder een last, vanwege alle ellende waarmee mensen te maken hebben. Hoewel Hij rechtvaardig is, lijdt Hij vanwege Zijn zorg voor de onrechtvaardigen, en toch horen we hem zeggen: ‘Niet wat Ik wil, maar wat U wilt; niet Mijn wil, maar de Uwe, o God, geschiede’. Dit is nodig opdat de mens gunst wordt verleend, en hij door de kracht van de liefde wordt verbonden met hemelse sferen. Aldus zal de mensheid uit een vernederende toestand worden opgeheven, en worden opgeheven naar rechtvaardige en vreedzame woningen, die in de hemel zijn bereid voor hen die door de Heer worden vrijgekocht. Maar, Marietta, je zult spoedig het contrast zien. In wat er zal gebeuren, zal de ware toestand van het verdorven hart zich voor je ontvouwen”.
Het verraad
Weer werd mijn aandacht naar een andere scène van duisternis en verdriet geleid. Onder mij zag ik een zware wolk, waarin ik kon zien dat zelfs de basiselementen van de aarde in beroering waren. Uit deze wolk kwamen disharmonische geluiden. Die geluiden waren moeilijk te verstaan. Maar uiteindelijk hoorde ik de stemmen van een opgewonden gespuis, die zeiden: “Waar zullen we Hem vinden? Haast je en breng ons naar Zijn schuilplaats. De tijd dringt, en de leiders van het volk eisen de bandiet. Hij zal omkomen”.
“Ja, hij zal spoedig omkomen,” riep de hele menigte.
Terwijl ze op Jezus en Zijn discipelen afliepen, werden ze omhuld door een wolk, die over hun pad hing. Het contrast tussen de taferelen was zo groot dat ik doodsbang was, en me tot mijn gids wendde met de vraag: “Wie zijn dat, die de stilte van dit plechtige uur verstoren? En waar komen ze vandaan en waar gaan ze naartoe? Waarom zijn ze zo opgewonden? Wie willen ze vernietigen?”
“Dit,” zei ze, “is een bende soldaten van de overpriesters en oudsten van de Joden. Het doel van hun wraak is Jezus, die in Zijn zielensmart bad in de hof”.
“Wat heeft Hij gedaan om zo’n afgunst en haat op te wekken?” riep ik uit.
“Hij heeft gepredikt, dit is de tijd van de Heer om Gods enige Zoon aan de wereld te verkondigen. Hij heeft blinden het zicht gegeven, doven het gehoor teruggegeven, zieken genezen, doden opgewekt, rouwenden getroost, onwetenden onderwezen, en gepleit voor hen die de genade van God verachten, en de Schepper van hemel en aarde niet beschouwen als hun Soevereine, Rechtmatige Wetgever, Hemelse Vader en Verlosser”.
“En willen ze Hem daarom vernietigen?” vroeg ik. “Heeft Hij ooit met hen gestreden/debat gevoerd?”
“Heb je niet in de Heilige Tekst gelezen wat de profeet sprak, toen hij bewogen werd door de Heilige Geest over Degene die zou komen: ‘Zie Mijn dienaar die Ik uitverkoren heb, Mijn geliefde in wie Ik een welbehagen heb. Ik zal Mijn geest op Hem leggen en Hij zal de heidenen rechtspreken. Hij zal niet vechten, noch schreeuwen; niemand zal Zijn stem horen op de straten’? Deze Jezus, die in Zijn nederigheid boog in gebed, en die de bevolking probeert te vernietigen als een verachtelijke bandiet – Hij is God gemanifesteerd in een menselijk lichaam – Hij is degene over wie de profeet sprak.”
Terwijl de engel nog aan het woord was, naderde de schreeuwende menigte, gewapend met zwaarden en speren, Jezus en zijn discipelen. En ze werden aangevoerd door één van de mensen, die met Hem aan het laatste avondmaal had gezeten, Judas Iskariot, dezelfde die zijn Heer had verlaten, en had voorgesteld om Jezus uit te leveren aan de overpriesters en de oudsten van het volk. Toen zij naderden, zag ik boven Judas een machtige engel van de duisternis, waaruit een bleke zwavelachtige vlam kwam, die hem omsloot en in zijn zenuwen brandde als levend vuur. Met uiterste vastberadenheid naderde Judas, en begroette Jezus als zijn vriend en Heer, waarbij hij zijn spot en harteloos verraad bezegelde met een kus.
Maar Jezus leek zijn doel volledig te begrijpen en sprak tot hem: “Vriend, waarom ben je gekomen?” En tot de menigte zei hij: “Zijn jullie hier gekomen als tegen een dief, met zwaarden en speren, om Mij te grijpen? Ik zat dagelijks bij jullie, lerend in de tempel, en jullie hebben Mij niet gegrepen. Maar als jullie Mij zoeken, laat dan degenen die in Mij geloven hun weg gaan. Om die reden ben Ik in de wereld gekomen”.
Toen zei een van de soldaten tegen Hem: “Vertel ons om welke reden”.
“Opdat de wereld gered zou worden van hun zonden, en opdat iedereen, ook zij die Mij aanvallen, door geloof en berouw Gods zegeningen zouden ontvangen”. Toen voegde Hij eraan toe: “Ik onderwerp Mij aan jullie handen, maar deze Mijn leerlingen, hen zal geen kwaad overkomen”.
Toen zeiden de spotters: “U bent onze gevangene, en wij dragen u voor de rechtbank van het volk, en niemand helpt u; hoe kunt u dan over deze uw leerlingen zeggen: ‘Hun zal geen kwaad overkomen’?”
Hierop vluchtten de discipelen en verlieten Hem. Ieder ging zijn eigen weg, behalve degene die zijn Heer volgde, zelfs tot in de rechtszaal.
Wordt vervolgd, Hoofdstuk 21 Wreedheden toebracht aan Jezus
Deel het vrijelijk
Elk gezin, iedereen, zou het moeten kunnen lezen! In elke school en zondagsschool zou het een plaatsje moeten krijgen. Waar het gelezen wordt, kan ongeloof maar weinig invloed hebben. Bijzonder geschikt voor gebruik in gezinnen en op scholen, om de eerste indrukken in de nog jonge geest te vormen. Ik beveel het daarom van harte aan gelovigen en niet-gelovigen aan.
Bron:
https://eindtijdnieuws.com/the-visions-of-marietta-davis-presented-in-contemporary-english-pdf/