Waarom ik de Vrijmetselarij verliet, door Charles Finney

“Ik wens, indien mogelijk, de verspreiding van dit grote kwaad te stoppen, door het publiek ten minste zoveel informatie over dit onderwerp te geven, om hen ertoe aan te zetten het ware karakter en de tendens van het genootschap te onderzoeken en te begrijpen.”

Eindtijdnieuws.com
25 april, 2023

 

“Geen woorden kunnen de heerlijke vreugde beschrijven, die in mijn hart opwelde. Ik weende hardop van vreugde en liefde. De golven kwamen alsmaar over mij heen, de een na de ander, totdat ik uitriep: ‘Ik zal sterven als deze golven over me heen blijven gaan. Heer, ik kan niet nog meer verdragen.” – Finney’s beschrijving van zijn vervulling met de Heilige Geest op de dag dat hij zich bekeerde

Charles Finney werd geboren in Connecticut, in een gewoon gezin, een leven dat weinig aanwijzing gaf van de grote dingen, die God voor hem in petto had. Hij was onderwijzer en daarna advocaat, voordat hij zich op 29-jarige leeftijd bekeerde.

Finney werd vervuld met de Heilige Geest op dezelfde dag dat hij werd gered. En hij begon onmiddellijk te getuigen tegen vrienden en familieleden. Meer dan 20 mensen werden gered in de 24 uur na Finney’s bekering!

Finney’s persoonlijke evangelisatie werd al snel openbare evangelisatie

Hij begon te reizen en te spreken in uitgebreide opwekkingsbijeenkomsten. Hij beschouwde opwekking als een natuurlijk gevolg van het volgen van de instructies, die God in Zijn Woord had klaargelegd. Gedurende Finney’s 50 jaar van prediking werden meer dan 500.000 mensen gered.

 

Waarom Charles Finney een boek schreef dat de Vrijmetselarij aanvalt

Voorafgaand aan zijn bekering was hij een Vrijmetselaar geweest, maar hij werd een fel tegenstander van de Vrijmetselarij,  en schreef een uitgebreid boek waarin hij de Vrijmetselarij aanvocht, getiteld ‘The Character, Claims, and Practical Workings of Freemasonry’.

‘Ik wens, indien mogelijk, de verspreiding van dit grote kwaad te stoppen, door het publiek tenminste zo veel informatie over dit onderwerp te geven, om hen ertoe aan te zetten het ware karakter en de tendens van het genootschap te onderzoeken en te begrijpen.

Ik wens, indien mogelijk, de jonge mannen die Vrijmetselaar zijn, op te wekken om de onvermijdelijke gevolgen te overwegen van zo’n afschuwelijk geknoei met de meest plechtige eden, zoals dat voortdurend door Vrijmetselaars wordt gedaan. Een dergelijke handelswijze moet de Heilige Geest bedroeven, het geweten verschroeien, en het hart verharden, en in feite doet het dat ook.

Ik wens de jonge mannen, die geen Vrijmetselaar zijn, ertoe aan te zetten ‘zich te bezinnen voordat zij eraan beginnen’, en zich niet te laten misleiden en zich toe te wijden, zoals duizenden hebben gedaan, voordat zij zich überhaupt bewust waren van de ware aard van het Vrijmetselarij genootschap.

Ik ben, met velen, nalatig geweest door een nieuwe generatie te laten opgroeien in onwetendheid over het karakter van de Vrijmetselarij, zoals dat volledig werd geopenbaard aan ons, die nu oud zijn. Wij hebben een grote fout gemaakt door de [blootleggende] literatuur over dit onderwerp [Vrijmetselarij], waarmee wij veertig jaar geleden vertrouwd werden gemaakt, niet te bewaren en over te dragen aan de opkomende generatie. Ten eerste moet ik deze nalatigheid niet voortzetten.

Want ik weet, dat niets anders dan correcte informatie nodig is, om dit instituut uit de gezonde samenleving te verbannen. Dit is overvloedig bewezen. Zodra Vrijmetselaars zagen, dat hun geheimen openbaar werden gemaakt, verlieten ze hun Loges uit schaamte. Met zulke eden op hun ziel, konden ze de wenkbrauwen van een verontwaardigd publiek, dat al op de hoogte was van hun ware positie, niet onder ogen zien!

Ik heb in de kern van het werk gezegd, en zeg ook in dit voorwoord, dat ik geen geldelijke bedoelingen heb met de verkoop van dit werk [mijn boek of boeken]. Ik heb niet geschreven voor geld, noch voor roem. Ik zal geen van beide krijgen voor mijn moeite, mijn pijn.’

 

Finney was een 3de graad Meester Vrijmetselaar in de Vrijmetselarij gedurende 8 jaar…

hoewel hij op latere leeftijd de Vrijmetselarij verliet. Finney kwam tot de overtuiging, dat een deel van zijn eed als Meester Vrijmetselaar immoreel was, en dat de Vrijmetselarij gevaarlijk was voor de burgerlijke overheid, zoals blijkt uit de vermeende moord op William Morgan.

Finney werd lid van de Meridihi peoplean Sun Lodge No. 32 in Warren, New York, rond de leeftijd van 24 jaar

Hij werd een toegetreden Leerling op 28 februari 1816, en nam beide Graden van Gezel en Meester Vrijmetselaar een paar weken later, op 6 maart 1816. In die tijd vond hij de rituelen ‘dom’, maar niet immoreel. Hij gaf ook toe dat, hij geen godsdienst had en geen Christen was.

Finney kwam tot de overtuiging dat hij geen enkele vorm van gemeenschap meer kon hebben met Vrijmetselaars!

Hij vroeg om ontslag, en werd eervol ontslagen op 6 mei 1824 rond de leeftijd van 32 jaar, hoewel zijn bekeringservaring enkele jaren eerder had plaatsgevonden, rond de leeftijd van 29. Hij voelde zich persoonlijk misleid tot het afleggen van een eed, die in strijd was met het Christendom, omdat hem was beloofd dat de Vrijmetselarij niet in strijd zou zijn met zijn religieuze of burgerlijke verplichtingen. Naar zijn inschatting was de eed van Meester Vrijmetselaar wel degelijk in strijd met die verplichtingen.
Finney schreef uitgebreid over de Vrijmetselarij, omdat hij er deel van had uitgemaakt.

 

Waarom ik de Vrijmetselarij verliet

Door evangelist Charles G. Finney, D.D. (1792-1875)

‘Toen ik mij tot Christus bekeerde, was ik ongeveer vier jaar lid van de Vrijmetselaarsloge in Adams, New York. Gedurende de strijd van overtuiging van zonde, die ik doormaakte, kan ik mij niet herinneren dat de kwestie van de Vrijmetselarij ooit in mijn gedachten is opgekomen.

Maar kort na mijn bekering kwam de avond voor het bijwonen van de Loge, en ik ging…

Zij wisten natuurlijk dat ik Christen was geworden, en de Meester verzocht mij de Loge bijeenkomst te openen met gebed. Ik deed dat en stortte mijn hart uit voor de Heer voor zegeningen over de Loge bijeenkomst. Ik merkte dat dit veel opwinding veroorzaakte. De avond verstreek, en aan het einde van de Loge bijeenkomst werd mij gevraagd opnieuw te bidden. Ik deed dat, en trok mij erg gedeprimeerd in de geest terug. Ik merkte spoedig, dat ik mij volledig van de Vrijmetselarij tot Christus had bekeerd, en dat ik geen enkele gemeenschap kon hebben met de werkzaamheden van de Loge. Haar eden leken mij monsterlijk onheilig en barbaars.

Op dat moment wist ik niet hoezeer ik onder druk was gezet door veel van de voorwendsels (schijn) van de Vrijmetselarij

Maar na bezinning en onderzoek, een zware strijd en ernstig gebed, ontdekte ik dat ik niet consequent bij hen kon blijven. Mijn nieuwe leven deinsde instinctief en onweerstaanbaar terug voor elke gemeenschap met wat ik nu beschouwde als ‘de onvruchtbare werken der duisternis’.

Zonder iemand te raadplegen, ging ik uiteindelijk naar de Loge, en vroeg mijn ontslag aan

Mijn besluit stond vast. Ik moest me uit hen terugtrekken – met hun toestemming als het kon; zonder die toestemming als het moest. Ik zei hier niets over, maar op de een of andere manier werd bekend dat ik me had teruggetrokken.

Ze planden daarom een Vrijmetselaarsfeest, en stuurden een comité naar mij toe, met het verzoek bij die gelegenheid een redevoering te houden. Ik weigerde dat stilletjes, en deelde het comité mee dat ik niet gewetensvol, op welke manier dan ook, kon doen wat mijn goedkeuring of sympathie voor het genootschap zou tonen.

Echter, voorlopig, en jaren daarna bleef ik stil…

en zei niets tegen de Vrijmetselarij, hoewel ik toen zo goed over de zaak had nagedacht dat ik mijn Vrijmetselaarseed als volkomen nietig beschouwde. Maar vanaf die tijd heb ik me nooit en nergens meer als een Vrijmetselaar laten erkennen.

Gebonden om vrijuit te spreken en de Vrijmetselaarseed af te zweren…

Dit was een paar jaar voordat de onthullingen van de Vrijmetselarij door Kapitein William Morgan werden gepubliceerd. Toen dat boek werd gepubliceerd, werd mij gevraagd of het een ware onthulling over de Vrijmetselarij was. Ik antwoordde dat dat zo was, voor zover ik er iets van wist, en dat het, voor zover ik mij kon herinneren, een woordelijke onthulling was van de eerste drie Graden, zoals ik die zelf had ondergaan. Ik erkende eerlijk dat wat gepubliceerd was, een waarheidsgetrouw verslag was van het genootschap, en een ware uiteenzetting van hun eden, principes en handelingen. Nadat ik het grondiger had overwogen, was ik er meer en meer van overtuigd, dat ik niet het recht had de instelling aan te hangen, of te lijken aan te hangen; en dat ik verplicht was, wanneer de gelegenheid zich zou voordoen, mijn mening daarover vrijelijk uit te spreken, en afstand te doen van de afschuwelijke eden die ik had afgelegd.

Ik ontdekte dat ik door het afleggen van deze eed ernstig was misleid en om de tuin geleid!

Ik was in de veronderstelling, dat er zeer belangrijke geheimen aan mij zouden worden meegedeeld, maar daarin werd ik volledig teleurgesteld. Ik kwam inderdaad tot de weloverwogen conclusie, dat mijn eden waren verkregen door bedrog en verkeerde voorstellingen; dat de instelling in geen enkel opzicht was wat mij was voorgehouden; en naarmate ik de middelen had om haar grondiger te onderzoeken, werd het voor mij steeds duidelijker, dat de Vrijmetselarij uitermate gevaarlijk is voor de staat, en in elk opzicht schadelijk voor de Kerk (de Gemeente) van Christus.

Vrijmetselarij, een onchristelijke instelling met een antichristelijke geest

Oordelend op grond van onbetwistbare bewijzen, hoe kunnen wij dan de Vrijmetselarij niet als een onchristelijke instelling bestempelen? We zien dat haar moraliteit onchristelijk is. Haar geheim, door eden bekrachtigd en gebonden, is onchristelijk. De administratie en het afleggen van haar eed is onchristelijk, en een schending van het positieve gebod van Christus.

 

De eed van de Vrijmetselaar verplicht haar leden tot de meest onwettige en onchristelijke dingen:

-om elkaars misdaden te verbergen.

-om elkaar uit moeilijkheden te verlossen, of het nu goed of fout is.

-om de Vrijmetselarij onrechtmatig te bevoordelen in politieke acties en zakelijke aangelegenheden.

-Haar leden zijn gezworen tot vergelding en vervolging tot de dood van de overtreders van Vrijmetselaars verplichtingen.

-De Vrijmetselarij kent geen genade, en zweert haar kandidaten om schendingen van Vrijmetselaarsverplichtingen tot de dood te wreken.

-Haar eden zijn onheilig, godslasterlijk, de naam van God wordt ijdel gebruikt.

-De straffen voor deze eden zijn barbaars, zelfs wreed.

-Haar leringen zijn vals en onheilig, godslasterlijk.

-Haar ontwerpen zijn gedeeltelijk en egoïstisch.

-Haar ceremonies zijn een mengeling van kinderlijkheid en godslastering.

-Haar religie is vals.

-Het beweert mensen te redden op andere voorwaarden dan die in het Evangelie van Christus worden geopenbaard.

-Het is geheel en al een enorme leugen.

-Het is een zwendel, het verkrijgen van geld van haar leden onder valse voorwendselen.

-Ze weigert alle onderzoeken, en hult zich in een mantel van eed-gebonden geheimhouding.

-Het is feitelijke samenzwering tegen zowel kerk als staat.

 

Enkele rechtvaardige conclusies

Niemand heeft ooit de Vrijmetselarij verdedigd, zoals beoordeeld door het bovenstaande. De Vrijmetselaars zelf beweren niet dat hun instelling, zoals geopenbaard in betrouwbare boeken en door sommige van hun eigen getuigenissen, verenigbaar is met het Christendom. Dus moet daaruit volgen:

De Christelijke kerk zou geen gemeenschap moeten hebben met Vrijmetselarij!

Ten eerste zou de Christelijke kerk geen gemeenschap moeten hebben met de Vrijmetselarij; en zij die intelligent en vastberaden een dergelijke instelling aanhangen, hebben geen recht om in de Christelijke kerk te zijn. Wij spreken dit oordeel droevig, maar plechtig uit.

Ten tweede, als de vraag wordt gesteld: “Wat zal er worden gedaan met het grote aantal belijdende Christenen, die Vrijmetselaar zijn?”

Ik antwoord: “Laten zij er niets meer mee te maken hebben”. 

Laat het duidelijk op hun geweten worden gedrukt dat alle Vrijmetselaars, boven de eerste twee Graden, plechtig hebben gezworen om elkaars misdaden te verbergen, alleen moord en verraad uitgezonderd; en dat allen boven de zesde Graad hebben gezworen om elkaars zaak te steunen, en hen te verlossen van alle moeilijkheden, hetzij goed of fout.

Ten derde, als zij die Graden hebben genomen, waarin zij hebben gezworen om degenen, die hun Vrijmetselaarsverplichtingen schenden, tot de dood te vervolgen, laat hen dan gevraagd worden of zij werkelijk van plan zijn zoiets te doen. Laat hen duidelijk gevraagd worden, of zij van plan zijn de administratie en het afleggen van deze eden te helpen en aan te moedigen. Of dat zij nog steeds de valse en hypocriete leringen van de Vrijmetselarij willen goedkeuren. Of dat zij de ontheiliging en godslastering van hun ceremonies, en de partijdigheid van hun gezworen praktijk, willen toestaan. Als dat zo is, mogen ze zeker niet hun plaats krijgen in de Christelijke kerk.

Ten vierde, kan iemand die de eed van de Meester heeft afgelegd, en zich daar nog steeds aan houdt, om elke geheime misdaad van een broeder van die Graad te verbergen, moord en verraad uitgezonderd, een veilig man zijn aan wie enig openbaar ambt kan worden toevertrouwd? Kan hij worden vertrouwd als getuige, als jurylid, of met enig ambt verbonden aan de rechtspraak?

Ten vijfde, kan een man, die de eed van de Koninklijke Boog Vrijmetselaar heeft afgelegd, en zich er nog steeds aan houdt, een openbaar ambt worden toevertrouwd? Hij zweert de zaak van een metgezel van deze Graad zo ver te verdedigen, wanneer hij in moeilijkheden komt, om hem te bevrijden, of hij nu gelijk heeft of niet. Hij zweert zijn misdaden te verbergen, moord en verraad niet uitgezonderd! Kan zo’n man, door zo’n eed gebonden, een ambt worden toevertrouwd? Moet hij geaccepteerd worden als getuige of jurylid, wanneer een andere Vrijmetselaar partij is in de zaak? Zou hem het ambt van rechter, of vrederechter of kantonrechter, sheriff, agent, maarschalk, of enig ander ambt, moeten worden toevertrouwd? 

 

Wat is uw antwoord?

Ik doe een beroep op uw geweten voor Gods aangezicht, voor een eerlijk antwoord op deze drie vragen:

Is iemand die onder een plechtige eed staat om iedereen te doden die een deel van de Vrijmetselaarseed schendt, een geschikt persoon om vrij rond te lopen onder de mensen?

2  Moeten Vrijmetselaars van dit stempel in de Christelijke kerk worden opgenomen om gemeenschap met hen te hebben?

3  Gelooft u dat de zonden van de eden van Vrijmetselaars alleen hen worden vergeven, die zich bekeren? En dat wij ons niet bekeren van de zonden die wij nog steeds aanhangen? En dat het aanhangen ons ook deelgenoot maakt van andermans zonden?’

 

Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet; maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.  1 Johannes 1:6-7 

En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is.  1 Johannes 3:3

 

Bron:

Why I Left Freemasonry

You may also like